vrijdag 23 augustus 2013

Köppen – klimaten classificatie systeem

Wladimir Peter Köppen was een in Rusland geboren geograaf, meteoroloog, klimatoloog en botanicus van Duitse afkomst en vooral bekend van de klimaatclassificatie. 


klimaten classificatie systeem
voorbeelden
Tropische klimaten

Af
Tropisch regenklimaat 
warm, hele jaar regen

Belém, Brazilië
Aw
Tropisch regenklimaat 
warm, zomer of winter droog
Lagos, Nigeria
Droge (aride en semi-aride) klimaten
BS
Steppe klimaat
soms regen
Denver, Colorado, 
Verenigde Staten
BW
Woestijn klimaat
heel droog
Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
Gematigde klimaten
Cs
Mediterraan klimaat 
zomer droog
Barcelona, Spanje
Cw
China klimaat 
winter droog
Zhengzhou, China
Cf
Gematigd zeeklimaat 
hele jaar neerslag
Roermond, Nederland
Landklimaten
Df
Land klimaat 
hele jaar neerslag
Chicago, Illinois, Verenigde Staten
Dw
Land klimaat 
winter droog
Vladivostok, Rusland
Koude klimaten
ET

Toendra klimaat
minder koud
Vardø, Noorwegen
EF

Sneeuw klimaat 
eeuwige sneeuw
Antarctica
EH

Hooggebergte klimaat 
eeuwige sneeuw
Himalaya gebergte


De wereld kunnen we dus in de volgende klimaten verdelen:

A. Het tropisch regenklimaat
B. Het droog klimaat
C. Het zeeklimaat (maritiem klimaat)
D. Het landklimaat (continentaal klimaat)
E. Het koud klimaat


Achter de letters A tot en met E kan je weer een letter zetten. Hieronder zie je betekenis van elke tweede letter:

Bij A, C en D gebruiken we de volgende kleine letters:
f = geen droge periode
s = zomerdroog
w = winterdroog 

Bij B gebruiken we de volgende hoofdletters:
W = woestijn
S = steppe

Bij E gebruiken we de volgende hoofdletters:
F = eeuwige sneeuw
H = zelfde als F, maar dan in hooggebergte
T = toendra




Afrika, kaart


Apartheid

Apartheid was het officiële systeem van rassensegregatie dat tussen 1948 en 1990 in Zuid-Afrika in werking was. Het woord apartheid komt uit het Afrikaans.

Het doel van apartheid was om de blanke dominantie te behouden, onder andere door het scheiden van de verschillende bevolkingsgroepen. In Zuid-Afrika leidde de apartheid dus tot van staatswege gescheiden leefgebieden van blanken enerzijds en zwarten anderzijds.




Er werden door de Zuid-Afrikaanse overheid tien "zelfstandige gebiedsdelen" voor de zwarte bevolking ingesteld, de zogenaamde thuislanden. Vier van deze thuislanden, Bophuthatswana, Ciskei, Transkei en Venda, werden door Zuid-Afrika als onafhankelijke staten beschouwd, maar door geen enkel ander land erkend

Het apartheidsbeleid werd ingevoerd met officiële wetten, zoals de wet op verbod van gemengde huwelijken en dergelijke. Deze wetten verboden onder meer dat mensen van verschillende rassen konden trouwen zodat het ras zuiver gehouden kon worden. Er was ook een wet voor het gebruik van vervoer en het binnentreden van gebouwen en/of openbare gelegenheden, namelijk de wet op aparte gerieven en zorgde ervoor dat zwarten op een apart strand moesten zwemmen, en de achterdeur van banken en winkels moesten gebruiken.

In Zuid-Afrika leidde de apartheid tot van staatswege gescheiden leefgebieden van blanken enerzijds en zwarten anderzijds. Zuid-Afrika kreeg, vooral na 1968, vanwege de apartheid met een wereldwijde economische boycot te maken. 
In 1964 werd Nelson Mandela veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens zijn gewapende strijd tegen de apartheid. Nelson Mandela verbleef van 1964 tot 1982 in de gevangenis op Robbeneiland. Tijdens zijn gevangenschap werd de problematiek van apartheid op internationaal niveau besproken. Mandela raakte daarbij internationaal bekend en werd het symbool van de wereldwijde anti-apartheidsbeweging.

Nadat Nelson Mandela in 1990 na 27 jaar gevangenschap werd vrijgelaten en met zijn partij ANC aan de macht kwam, werd de apartheid formeel opgeheven. In 1994 werden de eerste algemene, voor alle rassen toegankelijke, verkiezingen gehouden, waarna Mandela president werd.



zondag 18 augustus 2013

AAA

aanlandige wind = wind die van zee naar land waait

aantasting = als de kwaliteit van het milieu vermindert

aardas = as waar de aarde omheen draait

aardbeving = het plotseling met een schok  verschuiven van een plaat of schol

a-biotische elementen = niet-levende elementen als water en bodem

actieve balans = als de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven [bij handels- en betalingsbalans]

achterland = het gebied waarop een haven gericht is voor de aan- en afvoer van goederen

achterstandwijk = wijk met grote economische, en sociale problemen

aflandige wind = wind die van land naar zee waait

afzetmarkt = gebied waar goederen verkocht worden

agglomeratie = 1. stad met de daaraan vastgegroeide randgemeenten / 2. een ruimtelijk samenballing van bevolking en bedrijven

agglomeratievoordelen = de voordelen voor bedrijven om vlak bij elkaar en veel mensen te zitten.

akkerbouw = kweken van akkerbouwgewassen als graan, mais etc.

allochtoon =  iemand van wie één of beide ouders in het buitenland geboren is/zijn

analfabetisme = niet kunnen lezen of schrijven
apartheid was het officiële systeem van rassensegregatie dat tussen 1948 en 1990 in Zuid-Afrika in werking was.

artsendichtheid  = aantal inwoners per arts

arbeidsextensief = productie waarbij er weinig arbeiders nodig zijn

arbeidsintensief = manier van produceren waarbij veel arbeid nodig is

arbeidsmarkt = de omvang en het opleidingsniveau van de werknemers in een gebied/ de vraag en het aanbod van werk

aride = droog

asielzoeker = een vluchteling die asiel (bescherming) heeft aangevraagd

assimileren = overnemen van de cultuur van het land waarin je woont

atmosfeer = de luchtlaag rond de aarde (ook: dampkring)

autochtoon = iemand van wie beide ouders in Nederland geboren zijn

BBB

basisveen = eerste laag Holocene afzetting in Laag-Nederland
bedoeïenen = Arabische woestijnbewoners
bladwijzer = achterste bladzijden in atlas; doel: snel overzichtskaarten opzoeken
breedte = afstand van een plaats tot de evenaar gemeten in breedtegraden
BBP of BNP (per hoofd)= Bruto Binnenlands Product/Bruto Nationaal Product / alle inkomsten die de inwoners van een land verdienen (÷ aantal inwoners)
betalingsbalans = de verhouding tussen de totale hoeveelheid geld dat een land inkomt en uitgaat.
beroepsbevolking = mensen die betaald willen en/of  kunnen doen in een van de sectoren
bestaansmiddelen= manier voor een mens om een inkomen te verwerven/ middelen om levensbehoefte te produceren
bevolkingsconcentratie = een opeenhoping van mensen in een gebied
bevolkingsdichtheid = gemiddeld aantal inwoners per km²
bevolkingspiramide = zie leeftijdsgrafiek
bevolkingsspreiding = de verdeling van de bevolking over het aardoppervlak
bilaterale hulp = hulp waarbij 2 landen betrokken zijn: de gever en de ontvanger
binnenstad = het deel van de stad dat vroeger binnen de stadsmuren stond [vorm van de stad]
biodiversiteit = het aantal soorten van flora en fauna in een gebied
bio-industrie = niet aan grond gebonden vorm van veeteelt [=kapitaalintensief
biosfeer = dat deel van de aarde waar het leven zich afspeelt
biotische elementen = levende elementen als flora en fauna
breuk = grens tussen twee platen of schollen
broeikaseffect = het vermogen van de atmosfeer om warmte vast te houden
bron-oase = oase die zijn water krijgt van een bron
bodemerosie = het wegspoelen/waaien van de bovenste vruchtbare laag van de aarde
bodemgebruik = meestal agrarisch bodemgebruik
bosbouw = kweken van bomen en beheren van bossen

buitentarief = [hier] belasting die geheven wordt over goederen die de E.U. ingevoerd worden

CCC

cartograaf = kaartenmaker
centrale stad = de (grote) stad, die voorziening heeft voor de omgeving
centrale Zakenwijk = andere naam voor het stadscentrum
Central Business District = CBD; Engelse term voor de Centrale zakenwijk
cityvorming = het verschijnsel dat de woonfunctie uit het centrum verdwijnt en kantoor/winkel/horeca functie er voor in de plaats komt
continentale schaal = gebied op kaart/te bestuderen gebied is een werelddeel
commercialisering = de overgang van zelfvoorzienende landbouw naar landbouw voor de markt
commerciële landbouw = landbouw waarvoor de producten voor  de markt zijn
communisme = een maatschappij waarbij de productiemiddelen eigendom van de regering zijn
compacte stad = ruimtelijke beleid om meer in en rondom de steden te bouwen
complementariteit = het andere van een gebied of de aanvulling op een gebied
consumentenmarkt = de omvang en het welvaartsniveau van de consumenten in een gebied/de vraag naar en het aanbod van consumptiegoederen
container = metalen laadkist met vaste afmetingen
corruptie = ambtenaren die zich laten omkopen
culturele factor = beïnvloeding door de cultuur van de bevolking
cultuur = het geheel van gebruiken en gewoonten van een volk
cultuurgebied = groot deel van de aarde waar min of meer eenzelfde cultuur heerst

cultuurgrond = gebied waar de oorspronkelijke plantengroei verdwenen is en nu akkers en weilanden liggen

DDD

dagelijkse voorziening = voorziening waar mensen vaak gebruik van maken
dampkring = de luchtlaag rond de aarde [ook: atmosfeer]
dekolonisatie = het zelfstandig worden van kolonies
dekzand = laag zand dat over Nederland geblazen is tijdens het Weichseliën [eolische afzetting]
demografie= wetenschap die zich bezighoudt met de bevolkingsaantallen
demografische druk= de verhouding tussen de productieven en niet-productieven in een land
demografische factor = beïnvloeding door het aantal of de verdeling van de bevolking
dienstensector/tertiaire sector= sector waarin geen producten worden gemaakt, maar diensten worden verleend
distributiehaven = haven waarin goederen logistiek bewerkt worden
diversificatie = verbreding van de productie/ tegengesteld aan specialisatie
draagvlak = het aantal mogelijke klanten in een gebied
drempelwaarde = het minimaal aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan
droog klimaat = klimaat met heel weinig neerslag en temperaturen die hoog kunnen zijn
droogmakerij = polder ontstaan uit een drooggemalen meer of zee
dubbelseizoen = als een gebied twee hoogseizoenen kent
duurzaam bosbeheer = manier van houtkap waarbij het bos zich snel kan herstellen

duurzame hulp/ structurele hulp = hulp waar mensen blijvend iets aan hebben

EEE

economische factor = beïnvloeding door de economie of economisch systeem
economisch machtsblok = een gebied met een grote koopkrachtige markt waar veel goederen en diensten geproduceerd worden
ecosysteem = een systeem waarbij er relaties zijn tussen levende en niet-levende elementen
edge city = een nieuw ontstane “stad” aan de rand van een grote stad
eerste levensbehoefte= iets dat iemand echt nodig heeft om redelijke te kunnen leven: voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg
eindproduct = product dat klaar is om naar de markt te gaan
epicentrum = plaats aan het aardoppervlak rechtboven het hypocentrum
erosie = de uitschurende werking van met puin beladen wind, water of ijs
evenaar = cirkel die de aarde verdeeld in twee halfronden
emigratie = het (permanent) vertrekken naar een ander land
endogene krachten = krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken
etnische minderheid = groep in een samenleving met een andere cultuur dan de meerderheid.
etnische wijken = wijken waarin hoofdzakelijk één of meerdere culturele minderheden wonen
Europese integratie =Het streven om in Europa tot meer eenheid te komen
Europese Unie = samenwerkingsverband van 27 Europese landen met politieke en economische doelen
extensieve veeteelt = veeteelt waarbij veel land nodig is voor weinig vee

exogene krachten = krachten die van buitenaf op de aardkorst inwerken

FFF

factor = iets dat iets beïnvloedt
family-planning  = engels woord voor gezinsplanning; gebruik maken van voorbehoedsmiddelen

fotosynthese = vermogen van planten om CO2  en H2O onder invloed van zonlicht om te zetten in O2, glucose en warmte

GGG

Gat in de ozonlaag = gebied bij (vooral) de zuidpool waar de hoeveelheid O3 verminderd is
geboortecijfer = aantal levendgeborenen per 1000 inwoners per jaar
geboorteoverschot = de situatie waarbij er meer geboorte dan sterfte is
gelede kust = een kust met inhammen
gematigde zone = gebied tussen de poolstreek en de tropen
gematigd klimaat = klimaat tussen poolklimaat en tropisch klimaat in
generaliseren = dingen weglaten op kaarten
geo = aarde
geologie = wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van de aardkorst
geologische tijdschaal = tijdschaal waar de ouderdom van de aarde verdeeld is in verschillende tijdperken
gespecialiseerde voorziening = voorziening waar mensen weinig gebruik van maken
gezinsverdunning = de afname van het aantal mensen per woning
getto = achterstandswijk met grote armoede en criminaliteit
goederenoverslag = de totale hoeveelheid aan- en afvoer van goederen in een haven
glaciaal = ijstijd
globalisering = het steeds doorgaande proces van  internationale uitwisseling van geld, goederen en ideeën
global shift = het verschuiven van het economisch zwaartepunt van de westerse wereld naar Z.O. Azië
globe = wereldbol
grensoverschrijdende vervuiling = milieuvervuiling verplaatst zich over grote afstand en gaat ook over landsgrenzen heen
grondstof = stof waarmee de productie in een fabriek begint
grondwaterpeil = = de bovenkant van het grondwater [ook grondwaterspiegel]
grondwaterspiegel = de bovenkant van het grondwater [ook grondwaterpeil]
Grotestedenbeleid =  beleid van de overheid dat gericht is op het verbeteren van achterstandswijken
groeikern = plaats die in de jaren ’70 aangewezen werd door de overheid om de suburbanisatie op te vangen
Groene Hart= het landelijke centrum van de Randstad
Groene Revolutie = de ontwikkelingen en invoering van nieuwe akkerbouwgewassen waardoor productie enorm steeg

grondstofgebonden = vestigingsplaatsfactor die te maken heeft met de vindplaats van grondstoffen of energiebronnen 

HHH

handelsbalans = de verhouding tussen de waarde van de totale invoer en totale uitvoer van een land
hoge breedte = ligging van een plaats ver van de evenaar
halffabricaten = producten die nog verder bewerkt moeten worden tot eindproducten(bv. staal)
Holoceen = de geologische periode waarin we nu leven, begon 10.000 jaar geleden
hooggebergte = land met een hoogte > 1500 meter
hooggebergtevegetatie = plantengroei die typisch hoort bij een hooggebergte [lijkt op toendra]
hoogteligging = de hoogte van een gebied t.o.v. zeeniveau
hoogseizoen = de piek in het aantal toeristen
hurricane = tropische orkaan
hydrosfeer = al het water op aarde

hypocentrum = plaats waar de aardbeving plaats vind (in de aardkorst)

III

immigratie = het (permanent) vestigen in een ander land
Industriële Revolutie = De snelle overgang van handwerk naar machinewerk
infrastructuur = alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren
ingericht landschap = een landschap waarin de mens allerlei dingen veranderd en ingericht heeft.
inhoudsopgave = voorin de atlas; doel: snel thematische kaarten opzoeken
inklinken = het dalen van veen- en kleigrond door ontwatering
inrichtingselementen = een landschapsonderdeel dat geplaatst is door de mens en een vaste plaats in het landschap heeft.
integreren = aanpassen aan de cultuur van het land waarin je woont
intensivering = het verhogen van de productie per dier of per ha
inter-glaciaal = tussenijstijd
internationale arbeidsverdeling = verschillende onderdelen van een product worden in verschillende landen gemaakt
invoerrechten = belasting die geheven wordt op importproducten
inzoomen = veranderen van grote schaal naar kleinere schaal
irrigatie = bevloeiing van een akker
isobar =lijn die punten verbindt met eenzelfde luchtdruk

isotherm = lijn die punten verbindt met eenzelfde temperatuur

JJJ

joint venture= samenwerking tussen een bedrijf uit een rijk land en  een bedrijf uit een arm land of de regering van een arm land

jonge duinen = duinen die na het jaar 1000 ontstonden

KKK

kaartsymbolen = gebruikte kleuren/letters/tekens op een kaart
kapitaalintensieve industrie = industrie die veel gebruik maakt van (hoogwaardige) machines
kapitalisme = een economisch systeem waarbij productiemiddelen bijna allemaal privé- eigendom zijn.
keerkringen = parallellen van 23½° NB en ZB die de grens van de tropen vormen
keileem = mengsel van tot leem vermalen keien vermengd met hele keien. Glaciale afzetting
kennisintensief = productie waarbij veel kennis nodig is
kinderarbeid = arbeid gedaan door kinderen die daardoor niet naar school gaan.
kindersterfte = aantal kinderen per 1000 inwoners dat voor het 5e jaar sterft
klimaat = de gemiddelde weerstoestand over 30 jaar en een groot gebied
kolonie = overzeese gebieden die overheerst werden door Europese landen
kolonisatie = het in bezit nemen van een gebied.
koolzuurgas = CO2  oftewel koolstofdioxide
kringloop van het water = het voortdurend overgaan van water in de ene toestand naar de andere
kringloop van het water [kort] = als de neerslag direct terug in zee valt
kringloop van het water [lang] = als de neerslag via het land terug in zee komt
kwalitatieve honger = honger doordat mensen te weinig eiwitten en vitamines binnenkrijgen
kwantitatieve honger = hongersnood; honger doordat er te weinig voedsel is
kwel = waterstroom onder een dijk door [door drukverschillen]
kwelder = buitendijks gebied dat niet meer overstroomt bij hoog water
kunstmatige afwatering = als water door middel van gemalen moet worden afgevoerd naar zee of rivier

kunstmatige grens = grens die niet gevormd zijn door een natuurlijk obstakel

LLL

laagland = land met een hoogte tussen de 0 en 200 m
laagvlakte = land lager dan 200m met weinig reliëf
ladang landbouw = wijze van landbouw in de tropen waarbij een stukje bos wordt verbrand, op het verbrande stuk wordt een akker aangelegd
landang = brandakker
lage breedte = ligging van een plaats vlakbij de evenaar
lagelonenlanden = landen waar de productiefactor arbeid goedkoop is
landbouw = verzamelnaam voor vier agrarische bestaansmiddelen
landelijk gebied = gebied met weinig bebouwing en veel open ruimte [platteland]
landinrichting = opnieuw inrichten van een landbouwgebied waarbij ook rekening gehouden wordt met de natuur
landschap = alles wat je waarneemt als je vanuit een bepaald punt een gebied overziet [visuele benadering]
landverhuizing = zie emigratie
latifundia = zeer groot landbouwbedrijf /grootgrondbezit in Latijns Amerika
lava = magma dat uit de aardkorst is gestroomd (kan vloeibaar of gestold zijn)
leeftijdsgrafiek = staafdiagram dat de leeftijdsopbouw van de bevolking laat zien
legenda = verklaring van de gebruikte kleuren/letters/tekens op een kaart
lichte industrie = bedrijven die werken met halffabricaten of onderdelen en hun producten gaan naar rechtstreeks naar de markt
lijzijde = kant van een gebergte dat in de luwte ligt
lithosfeer = de aardkorst [ook: steenschaal]
logistiek = activiteiten die ervoor zorgen dat goederen in de juiste hoeveelheid en samenstelling op de juiste plaats en tijd terecht komen
lokale schaal = gebied op kaart/te bestuderen gebied is een plaats
loefzijde = kant van een gebergte waar de wind op staat
loofbomengrens = -3° isotherm van de koudste maand
löss = zeer fijn zand

luchtvervuiling = vervuiling van de dampkring met giftige stoffen

MMM

maaiveld = het oppervlak van een stuk grond
maatschappelijke segregatie = als groepen mensen weinig of geen contact hebben
magma = vloeibaar gesteente in de aardkorst
mainport = knooppunt in intercontinentale handelsstromen
massagoederen = goederen die onverpakt in het ruim van een vervoermiddel vervoerd worden
massatoerisme = als er  veel toeristen op één plek verblijven
marktgebonden = vestigingsplaatsfactor die te maken heeft met de arbeidsmarkt of afzetmarkt
mechanisering = invoeren van machines ipv. werken met de hand of dier
menselijke factor = beïnvloeding door de mens
meridiaan = lengtecirkel
migratie = verhuizen naar een ander gebied/andere gemeente 
migratiesaldo = het verschil tussen vestiging en vertrek
milieuramp = een door mensen veroorzaakte ramp in de natuur
minifundia = zeer klein landbouwbedrijfje in Latijns Amerika
mobiliteit = het gemak waarmee iets verplaats wordt
moesson = halfjaarlijkse natte tropische wind
mondiale schaal = gebied op kaart/te bestuderen gebied is de wereld
mondialisering = het steeds doorgaande proces van  internationale uitwisseling van geld, goederen en ideeën
multiculturele samenleving = samenleving waarin diverse culturen leven
multilaterale hulp = hulp van een groep landen: meestal georganiseerd door een internationale organisatie

Multinationale onderneming / multinational / MNO = bedrijf dat in meerdere landen  vestigingen heeft

NNN

namenregister = achterin de atlas; doel: snel een bepaalde plaats, zee, gebergte etc. opzoeken
nationale schaal = gebied op kaart/te bestuderen gebied is een land
natte rijstbouw = rijst verbouwt op sawa’s
natuurlandschap = een landschap dat niet of nauwelijks is ingericht door de mens
natuurkundige overzichtskaart = kaart die veel aandacht heeft voor natuurlijke  elementen (zeeën, hoogte, rivieren etc.)
natuurlijke afwatering = als water zelf door hoogteverschillen kan wegstromen naar zee of rivier
natuurlijke bevolkingsgroei = bevolkingsgroei door geboorte en sterfte
natuurlijke elementen = landschapsonderdelen die gemaakt zijn door de natuur
natuurlijke factor = beïnvloeding door de natuur
natuurlijke grens = grens die gevormd wordt door  een natuurlijk obstakel
natuurlijke zone = groot aaneengesloten gebied met dezelfde oorspronkelijke plantengroei
neerslag = water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerslaat
netwerkstad = een stedelijk gebied waarin inwoners veel gebruiken van werkgelegenheid en voorzieningen in de verschillende plaatsen
niet-westerse allochtoon = allochtoon die afkomstig uit een ander cultuurgebied dan de westerse
nieuwe tijgers = (oorspronkelijk) 4 Aziatische landen met als kenmerk een zeer snelle economische opkomst
NIL / NIC [=eng.] = Nieuw Industrie Land/ Newly Industrialized Country ontwikkelingsland dat zich industrieel snel aan het ontwikkelen is.
nomaden = mensen zonder vaste woonplaats die rondtrekken met hun vee
noodhulp =hulp bij hongersnoden, rampen of oorlogsgeweld
noordelijk halfrond = helft van de aarde ten noorden van de evenaar
noorderbreedte = ligging van een plaats op het noordelijk halfrond
noordpijl = pijl die naar het noorden wijst.
noordpool = noordelijkste punt van de aarde [90 graden NB]

nul-meridiaan = lengtecirkel die over Greenwich [Londen] loopt 

OOO

oase = vruchtbare plaats in de woestijn, doordat er water te vinden is
ondervoeding= zie kwalitatieve honger
ontgroening = vermindering van het aandeel mensen onder de 19 jaar
ontwikkelde landen = rijke landen 
ontwikkeling= [hier] de overgang van een land waar de meeste mensen arm  zijn naar een land waar de meesten rijk zijn
ontwikkelingslanden = arme landen
ontwikkelingspeil = de ontwikkeling van een land op een bepaald moment
ontwikkelingssamenwerking= hulp die rijke landen geven aan arme landen
ontwikkelingskenmerk = kenmerk van een gebied waarmee je de ontwikkeling kan bepalen
oostelijk halfrond = helft van de aarde ten oosten van de nul- meridiaan
oude duinen = duinen die ong. 5000 jaar geleden ontstonden
oude woonwijk = 19-eeuwse woonwijk (gebouwd tussen ong. 1880 en 1940)

overbeweiding = door te veel vee een aantasting van de vegetatie

PPP

palmgrens = 18° isotherm van de koudste maand
parallel = breedtecirkel
passieve balans = als de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten [bij handels enbetalingsbalans]
permafrost = altijd bevroren grond in de polaire zone
planeconomie = een economisch systeem waarbij de regering d.m.v. plannen bepaalt wat er geproduceerd moet worden
platen/ schollen = grote stukken aardkorst
plantage = groot landbouwbedrijf waar één product wordt verbouwd bestemd voor de export
plattegrond = kaart van een stad of dorp waarop de straten etc. staan
primacy = het verschil tussen de primate city en de tweede stad qua inwoneraantal
Pleistoceen = geologische periode van de ijstijden, 2,5 miljoen -10.000 jaar geleden
preglaciaal = de verzamelnaam van de ijstijden in het Pleistoceen voor de Saaleijstijd
primate city = megastad die veel groter is dan de tweede stad van dat land
primaire sector = sector die de producten rechtstreeks uit de natuur haalt
productiemiddelen = middelen waarmee iets geproduceerd kan worden: arbeid, kapitaal en natuur
polder = gebied dat lager ligt dan het omringende water en waar de mens de waterstand regelt
politieke factor = beïnvloeding door de regering of politiek systeem
poolcirkels = parallellen van 66½° NB en ZB die grens van de poolstreken vormen
poolklimaat = klimaat dat het hele jaar een temperatuur heeft van < 10° C en de neerslag is meestal sneeuw
poolstreken = gebieden op hogere breedte dan 66½° NB en ZB
poriën = [hier] ruimte tussen de korrels in een grondsoort
postglaciaal = de laatste ijstijd van het Pleistoceen
postvulkanische verschijnselen = vulkanische verschijnselen die voorkomen bij een dode vulkaan

puinwaaier = [hier] de zandige en kleiige afzettingen van de oerrivieren die het voetstuk van Nederland vormen

RRR

Randstad = grootste stedelijk gebied gelegen in het westen van  Nederland
recreatie = alles wat je doet in je vrije tijd
recreatief medegebruik = recreatie in gebieden die zijn ingericht voor andere functies
regenschaduw = zie lijzijde
regiem = schommelingen in de waterafvoer van een rivier
regionale autonomie = een grote mate van zelfstandigheid van een regio in een staat
regionale schaal = gebied op kaart/te bestuderen gebied is een streek/provincie/landsdeel
regionale specialisatie = gebied dat zich specialiseert in een bepaald onderdeel door kennis, goedkope arbeid o.i.d.
reikwijdte = de maximale afstand die een klant wil afleggen om gebruik te maken van een voorziening
reisverkeersbalans  = de verhouding tussen de inkomsten en uitgaven van toeristen
reliëf = hoogteverschillen in het landschap
renovatie = het opknappen van oude huizen/wijken.
restauratie = herstellen van oude, waardevolle panden
re-urbanisatie = teruggaan naar de stad / een lichte stijging van het inwoneraantal van de grote steden
rivier-oase = oase die zijn water krijgt van een rivier
ruilverkaveling = opnieuw inrichten van een landbouwgebied om de opbrengst te vergroten
ruilvoetverslechtering = de slechter wordende verhouding tussen het prijspeil van de importproducten en de exportproducten
ruimtelijke segregatie = als groepen mensen hun eigen woongebied hebben

ruraal-urbane migratie = trek van het platteland naar de stad

SSS

Saale-ijstijd = voorlaatste zeer koude ijstijd tijdens het Pleistoceen
savanne =overgangsgebied tussen steppe [gras] en bomen [tropisch regenwoud] met een droge en een natte tijd
sawa = natte rijstakker
schollen/platen = grote stukken aardkorst
secundaire sector = sector die de producten van de primaire sector verwerkt tot halffabricaten of eindproducten
segregatie = lett. scheiding
seismoloog = aardbevingsdeskundige
semi-aride  = halfdroog
schaal = verhouding tussen de werkelijke afstand en de afstand op de kaart (bijv. 1: 200.000 1 cm op de kaart is in werkelijkheid 200.000 cm = 2 km).
schaalniveau = grootte van het gebied dat op een kaart staat afgebeeld of bestudeerd wordt
schaalstokje = figuur dat de schaal aangeeft
schaal van Richter = maatstaf voor de zwaarte van een aardbeving
slagenlandschap = landschap dat ontstond door het ontginnen van laagveen [ook copelandschap]
sloop en nieuwbouw = vorm van sociale stadsvernieuwing waarbij de oude huizen
gesloopt worden en op die plek nieuwbouw wordt neergezet
sociale bevolkingsgroei = bevolkingsgroei door vestiging en vertrek
sociale stadsvernieuwing = het verbeteren van oude, goedkope huurwoningen
soeverein = de hoogste macht
specialisatie = [hier] zich bezighouden met één product
staat = een duidelijk begrensd woongebied waar de regering soeverein is.
staatkundige overzichtskaart = kaart die veel aandacht heeft voor landen, grenzen en  plaatsen
stadscentrum = het deel van de stad waar de meeste kantoren, winkels en uitgaansgelegenheden zijn [functie van de stad]
stedelijk gebied = gebied waar steden en agglomeraties vlak bij elkaar liggen
stedelijke voorziening = voorziening die typisch hoort bij de stad
steppe = tropische graslanden met een korte neerslagperiode
sterftecijfer = aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar
sterfteoverschot = de situatie waarbij er meer sterfte dan geboorte is
stroomgebied = gebied dat afwatert op eenzelfde (hoofd)rivier
structurele hulp/ duurzame hulp = hulp waar mensen blijvend iets aan hebben
stukgoederen = goederen die verpakt in dozen of pallets vervoerd worden
stuwwallen = door de ijstongen opgeduwde lagen zand en grind
suburb = buitenwijk of voorstad

suburbanisatie = de trek van de stad naar het omliggende platteland