De Apollobuurt is een wijk in Amsterdam, in het stadsdeel Zuid in de Nederlandse provincie Noord-Holland.
De buurt wordt gekenmerkt door een ruime en luxueuze opzet. De straten zijn genoemd naar begrippen uit de Griekse Oudheid en naar kunstschilders en componisten.
vrijdag 22 november 2013
Overtoomse Veld
Overtoomse Veld is een wijk in de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam, in de Nederlandse provincie Noord-Holland.
De wijk bestaat uit een mengeling van laag, middel, en hoogbouw en was halverwege de jaren zestig volgebouwd.
De wijk bestaat uit een mengeling van laag, middel, en hoogbouw en was halverwege de jaren zestig volgebouwd.
vrijdag 23 augustus 2013
Köppen – klimaten classificatie systeem
Wladimir Peter Köppen was een in Rusland geboren geograaf, meteoroloog, klimatoloog en botanicus van Duitse afkomst en vooral bekend van de klimaatclassificatie.
De wereld kunnen we dus in de volgende klimaten verdelen:
A. Het tropisch regenklimaat
B. Het droog klimaat
C. Het zeeklimaat (maritiem klimaat)
D. Het landklimaat (continentaal klimaat)
E. Het koud klimaat
Achter de letters A tot en met E kan je weer een letter zetten. Hieronder zie je betekenis van elke tweede letter:
Bij A, C en D gebruiken we de volgende kleine letters:
f = geen droge periode
s = zomerdroog
w = winterdroog
Bij B gebruiken we de volgende hoofdletters:
W = woestijn
S = steppe
Bij E gebruiken we de volgende hoofdletters:
F = eeuwige sneeuw
H = zelfde als F, maar dan in hooggebergte
T = toendra
klimaten classificatie systeem |
voorbeelden
| ||
Tropische klimaten
|
Af
|
Tropisch regenklimaat
warm, hele jaar regen
|
Belém, Brazilië
|
Aw
|
Tropisch regenklimaat
warm, zomer of winter droog
|
Lagos, Nigeria
| |
Droge (aride en semi-aride) klimaten
|
BS
|
Steppe klimaat
soms regen
|
Denver, Colorado,
Verenigde Staten |
BW
|
Woestijn klimaat
heel droog
|
Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
| |
Gematigde klimaten
|
Cs
|
Mediterraan klimaat
zomer droog
|
Barcelona, Spanje
|
Cw
|
China klimaat
winter droog
|
Zhengzhou, China
| |
Cf
|
Gematigd zeeklimaat
hele jaar neerslag
|
Roermond, Nederland
| |
Landklimaten
|
Df
|
Land klimaat
hele jaar neerslag
|
Chicago, Illinois, Verenigde Staten
|
Dw
|
Land klimaat
winter droog
|
Vladivostok, Rusland
| |
Koude klimaten
|
ET
|
Toendra klimaat
minder koud
|
Vardø, Noorwegen
|
EF
|
Sneeuw klimaat
eeuwige sneeuw
|
Antarctica
| |
EH
|
Hooggebergte klimaat
eeuwige sneeuw
|
Himalaya gebergte
|
De wereld kunnen we dus in de volgende klimaten verdelen:
A. Het tropisch regenklimaat
B. Het droog klimaat
C. Het zeeklimaat (maritiem klimaat)
D. Het landklimaat (continentaal klimaat)
E. Het koud klimaat
Achter de letters A tot en met E kan je weer een letter zetten. Hieronder zie je betekenis van elke tweede letter:
Bij A, C en D gebruiken we de volgende kleine letters:
f = geen droge periode
s = zomerdroog
w = winterdroog
Bij B gebruiken we de volgende hoofdletters:
W = woestijn
S = steppe
Bij E gebruiken we de volgende hoofdletters:
F = eeuwige sneeuw
H = zelfde als F, maar dan in hooggebergte
T = toendra
Apartheid
Apartheid was het officiële systeem van rassensegregatie dat tussen 1948 en 1990 in Zuid-Afrika in werking was. Het woord apartheid komt uit het Afrikaans.
Het doel van apartheid was om de blanke dominantie te behouden, onder andere door het scheiden van de verschillende bevolkingsgroepen. In Zuid-Afrika leidde de apartheid dus tot van staatswege gescheiden leefgebieden van blanken enerzijds en zwarten anderzijds.
Er werden door de Zuid-Afrikaanse overheid tien "zelfstandige gebiedsdelen" voor de zwarte bevolking ingesteld, de zogenaamde thuislanden. Vier van deze thuislanden, Bophuthatswana, Ciskei, Transkei en Venda, werden door Zuid-Afrika als onafhankelijke staten beschouwd, maar door geen enkel ander land erkend
Het apartheidsbeleid werd ingevoerd met officiële wetten, zoals de wet op verbod van gemengde huwelijken en dergelijke. Deze wetten verboden onder meer dat mensen van verschillende rassen konden trouwen zodat het ras zuiver gehouden kon worden. Er was ook een wet voor het gebruik van vervoer en het binnentreden van gebouwen en/of openbare gelegenheden, namelijk de wet op aparte gerieven en zorgde ervoor dat zwarten op een apart strand moesten zwemmen, en de achterdeur van banken en winkels moesten gebruiken.
In Zuid-Afrika leidde de apartheid tot van staatswege gescheiden leefgebieden van blanken enerzijds en zwarten anderzijds. Zuid-Afrika kreeg, vooral na 1968, vanwege de apartheid met een wereldwijde economische boycot te maken.
In 1964 werd Nelson Mandela veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens zijn gewapende strijd tegen de apartheid. Nelson Mandela verbleef van 1964 tot 1982 in de gevangenis op Robbeneiland. Tijdens zijn gevangenschap werd de problematiek van apartheid op internationaal niveau besproken. Mandela raakte daarbij internationaal bekend en werd het symbool van de wereldwijde anti-apartheidsbeweging.
Nadat Nelson Mandela in 1990 na 27 jaar gevangenschap werd vrijgelaten en met zijn partij ANC aan de macht kwam, werd de apartheid formeel opgeheven. In 1994 werden de eerste algemene, voor alle rassen toegankelijke, verkiezingen gehouden, waarna Mandela president werd.
Het doel van apartheid was om de blanke dominantie te behouden, onder andere door het scheiden van de verschillende bevolkingsgroepen. In Zuid-Afrika leidde de apartheid dus tot van staatswege gescheiden leefgebieden van blanken enerzijds en zwarten anderzijds.
Er werden door de Zuid-Afrikaanse overheid tien "zelfstandige gebiedsdelen" voor de zwarte bevolking ingesteld, de zogenaamde thuislanden. Vier van deze thuislanden, Bophuthatswana, Ciskei, Transkei en Venda, werden door Zuid-Afrika als onafhankelijke staten beschouwd, maar door geen enkel ander land erkend
Het apartheidsbeleid werd ingevoerd met officiële wetten, zoals de wet op verbod van gemengde huwelijken en dergelijke. Deze wetten verboden onder meer dat mensen van verschillende rassen konden trouwen zodat het ras zuiver gehouden kon worden. Er was ook een wet voor het gebruik van vervoer en het binnentreden van gebouwen en/of openbare gelegenheden, namelijk de wet op aparte gerieven en zorgde ervoor dat zwarten op een apart strand moesten zwemmen, en de achterdeur van banken en winkels moesten gebruiken.
In Zuid-Afrika leidde de apartheid tot van staatswege gescheiden leefgebieden van blanken enerzijds en zwarten anderzijds. Zuid-Afrika kreeg, vooral na 1968, vanwege de apartheid met een wereldwijde economische boycot te maken.
In 1964 werd Nelson Mandela veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens zijn gewapende strijd tegen de apartheid. Nelson Mandela verbleef van 1964 tot 1982 in de gevangenis op Robbeneiland. Tijdens zijn gevangenschap werd de problematiek van apartheid op internationaal niveau besproken. Mandela raakte daarbij internationaal bekend en werd het symbool van de wereldwijde anti-apartheidsbeweging.
Nadat Nelson Mandela in 1990 na 27 jaar gevangenschap werd vrijgelaten en met zijn partij ANC aan de macht kwam, werd de apartheid formeel opgeheven. In 1994 werden de eerste algemene, voor alle rassen toegankelijke, verkiezingen gehouden, waarna Mandela president werd.
zondag 18 augustus 2013
AAA
aanlandige
wind = wind die van zee naar land waait
aantasting = als de kwaliteit van het milieu vermindert
aardas = as waar de aarde omheen draait
aardbeving = het plotseling met een schok verschuiven van een plaat of schol
a-biotische elementen = niet-levende elementen als water en bodem
actieve balans = als de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven [bij handels- en betalingsbalans]
achterland = het gebied waarop een haven gericht is voor de aan- en afvoer van goederen
achterstandwijk = wijk met grote economische, en sociale problemen
aflandige wind = wind die van land naar zee waait
afzetmarkt = gebied waar goederen verkocht worden
agglomeratie = 1. stad met de daaraan vastgegroeide randgemeenten / 2. een ruimtelijk samenballing van bevolking en bedrijven
agglomeratievoordelen = de voordelen voor bedrijven om vlak bij elkaar en veel mensen te zitten.
akkerbouw = kweken van akkerbouwgewassen als graan, mais etc.
allochtoon = iemand van wie één of beide ouders in het buitenland geboren is/zijn
analfabetisme = niet kunnen lezen of schrijven
apartheid was het officiële systeem van rassensegregatie dat tussen 1948 en 1990 in Zuid-Afrika in werking was.
artsendichtheid = aantal inwoners per arts
arbeidsextensief = productie waarbij er weinig arbeiders nodig zijn
arbeidsintensief = manier van produceren waarbij veel arbeid nodig is
arbeidsmarkt = de omvang en het opleidingsniveau van de werknemers in een gebied/ de vraag en het aanbod van werk
aride = droog
asielzoeker = een vluchteling die asiel (bescherming) heeft aangevraagd
assimileren = overnemen van de cultuur van het land waarin je woont
atmosfeer = de luchtlaag rond de aarde (ook: dampkring)
autochtoon =
iemand van wie beide ouders in Nederland geboren zijn
BBB
basisveen =
eerste laag Holocene afzetting in Laag-Nederland
bedoeïenen =
Arabische woestijnbewoners
bladwijzer =
achterste bladzijden in atlas; doel: snel overzichtskaarten opzoeken
breedte =
afstand van een plaats tot de evenaar gemeten in breedtegraden
BBP of BNP
(per hoofd)= Bruto Binnenlands Product/Bruto Nationaal Product / alle inkomsten
die de inwoners van een land verdienen (÷ aantal inwoners)
betalingsbalans
= de verhouding tussen de totale hoeveelheid geld dat een land inkomt en
uitgaat.
beroepsbevolking
= mensen die betaald willen en/of kunnen
doen in een van de sectoren
bestaansmiddelen=
manier voor een mens om een inkomen te verwerven/ middelen om levensbehoefte te
produceren
bevolkingsconcentratie
= een opeenhoping van mensen in een gebied
bevolkingsdichtheid
= gemiddeld aantal inwoners per km²
bevolkingspiramide
= zie leeftijdsgrafiek
bevolkingsspreiding
= de verdeling van de bevolking over het aardoppervlak
bilaterale
hulp = hulp waarbij 2 landen betrokken zijn: de gever en de ontvanger
binnenstad =
het deel van de stad dat vroeger binnen de stadsmuren stond [vorm van de stad]
biodiversiteit
= het aantal soorten van flora en fauna in een gebied
bio-industrie
= niet aan grond gebonden vorm van veeteelt [=kapitaalintensief
biosfeer = dat
deel van de aarde waar het leven zich afspeelt
biotische
elementen = levende elementen als flora en fauna
breuk = grens
tussen twee platen of schollen
broeikaseffect
= het vermogen van de atmosfeer om warmte vast te houden
bron-oase =
oase die zijn water krijgt van een bron
bodemerosie =
het wegspoelen/waaien van de bovenste vruchtbare laag van de aarde
bodemgebruik =
meestal agrarisch bodemgebruik
bosbouw =
kweken van bomen en beheren van bossen
buitentarief =
[hier] belasting die geheven wordt over goederen die de E.U. ingevoerd worden
CCC
cartograaf =
kaartenmaker
centrale stad
= de (grote) stad, die voorziening heeft voor de omgeving
centrale
Zakenwijk = andere naam voor het stadscentrum
Central
Business District = CBD; Engelse term voor de Centrale zakenwijk
cityvorming =
het verschijnsel dat de woonfunctie uit het centrum verdwijnt en
kantoor/winkel/horeca functie er voor in de plaats komt
continentale
schaal = gebied op kaart/te bestuderen gebied is een werelddeel
commercialisering
= de overgang van zelfvoorzienende landbouw naar landbouw voor de markt
commerciële
landbouw = landbouw waarvoor de producten voor
de markt zijn
communisme =
een maatschappij waarbij de productiemiddelen eigendom van de regering zijn
compacte stad
= ruimtelijke beleid om meer in en rondom de steden te bouwen
complementariteit
= het andere van een gebied of de aanvulling op een gebied
consumentenmarkt
= de omvang en het welvaartsniveau van de consumenten in een gebied/de vraag
naar en het aanbod van consumptiegoederen
container =
metalen laadkist met vaste afmetingen
corruptie =
ambtenaren die zich laten omkopen
culturele
factor = beïnvloeding door de cultuur van de bevolking
cultuur = het
geheel van gebruiken en gewoonten van een volk
cultuurgebied
= groot deel van de aarde waar min of meer eenzelfde cultuur heerst
cultuurgrond =
gebied waar de oorspronkelijke plantengroei verdwenen is en nu akkers en
weilanden liggen
DDD
dagelijkse
voorziening = voorziening waar mensen vaak gebruik van maken
dampkring = de
luchtlaag rond de aarde [ook: atmosfeer]
dekolonisatie
= het zelfstandig worden van kolonies
dekzand = laag
zand dat over Nederland geblazen is tijdens het Weichseliën [eolische
afzetting]
demografie=
wetenschap die zich bezighoudt met de bevolkingsaantallen
demografische
druk= de verhouding tussen de productieven en niet-productieven in een land
demografische
factor = beïnvloeding door het aantal of de verdeling van de bevolking
dienstensector/tertiaire
sector= sector waarin geen producten worden gemaakt, maar diensten worden
verleend
distributiehaven
= haven waarin goederen logistiek bewerkt worden
diversificatie
= verbreding van de productie/ tegengesteld aan specialisatie
draagvlak =
het aantal mogelijke klanten in een gebied
drempelwaarde
= het minimaal aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen
bestaan
droog klimaat
= klimaat met heel weinig neerslag en temperaturen die hoog kunnen zijn
droogmakerij =
polder ontstaan uit een drooggemalen meer of zee
dubbelseizoen
= als een gebied twee hoogseizoenen kent
duurzaam
bosbeheer = manier van houtkap waarbij het bos zich snel kan herstellen
duurzame hulp/
structurele hulp = hulp waar mensen blijvend iets aan hebben
EEE
economische
factor = beïnvloeding door de economie of economisch systeem
economisch
machtsblok = een gebied met een grote koopkrachtige markt waar veel goederen en
diensten geproduceerd worden
ecosysteem =
een systeem waarbij er relaties zijn tussen levende en niet-levende elementen
edge city =
een nieuw ontstane “stad” aan de rand van een grote stad
eerste
levensbehoefte= iets dat iemand echt nodig heeft om redelijke te kunnen leven:
voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg
eindproduct =
product dat klaar is om naar de markt te gaan
epicentrum =
plaats aan het aardoppervlak rechtboven het hypocentrum
erosie = de
uitschurende werking van met puin beladen wind, water of ijs
evenaar =
cirkel die de aarde verdeeld in twee halfronden
emigratie =
het (permanent) vertrekken naar een ander land
endogene
krachten = krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken
etnische
minderheid = groep in een samenleving met een andere cultuur dan de
meerderheid.
etnische
wijken = wijken waarin hoofdzakelijk één of meerdere culturele minderheden
wonen
Europese
integratie =Het streven om in Europa tot meer eenheid te komen
Europese Unie
= samenwerkingsverband van 27 Europese landen met politieke en economische
doelen
extensieve
veeteelt = veeteelt waarbij veel land nodig is voor weinig vee
exogene
krachten = krachten die van buitenaf op de aardkorst inwerken
GGG
Gat in de
ozonlaag = gebied bij (vooral) de zuidpool waar de hoeveelheid O3 verminderd is
geboortecijfer
= aantal levendgeborenen per 1000 inwoners per jaar
geboorteoverschot
= de situatie waarbij er meer geboorte dan sterfte is
gelede kust =
een kust met inhammen
gematigde zone
= gebied tussen de poolstreek en de tropen
gematigd
klimaat = klimaat tussen poolklimaat en tropisch klimaat in
generaliseren
= dingen weglaten op kaarten
geo = aarde
geologie =
wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van de aardkorst
geologische
tijdschaal = tijdschaal waar de ouderdom van de aarde verdeeld is in
verschillende tijdperken
gespecialiseerde
voorziening = voorziening waar mensen weinig gebruik van maken
gezinsverdunning
= de afname van het aantal mensen per woning
getto =
achterstandswijk met grote armoede en criminaliteit
goederenoverslag
= de totale hoeveelheid aan- en afvoer van goederen in een haven
glaciaal =
ijstijd
globalisering
= het steeds doorgaande proces van
internationale uitwisseling van geld, goederen en ideeën
global shift =
het verschuiven van het economisch zwaartepunt van de westerse wereld naar Z.O.
Azië
globe =
wereldbol
grensoverschrijdende
vervuiling = milieuvervuiling verplaatst zich over grote afstand en gaat ook
over landsgrenzen heen
grondstof =
stof waarmee de productie in een fabriek begint
grondwaterpeil
= = de bovenkant van het grondwater [ook grondwaterspiegel]
grondwaterspiegel
= de bovenkant van het grondwater [ook grondwaterpeil]
Grotestedenbeleid
= beleid van de overheid dat gericht is
op het verbeteren van achterstandswijken
groeikern =
plaats die in de jaren ’70 aangewezen werd door de overheid om de
suburbanisatie op te vangen
Groene Hart=
het landelijke centrum van de Randstad
Groene
Revolutie = de ontwikkelingen en invoering van nieuwe akkerbouwgewassen
waardoor productie enorm steeg
grondstofgebonden
= vestigingsplaatsfactor die te maken heeft met de vindplaats van grondstoffen
of energiebronnen
HHH
handelsbalans
= de verhouding tussen de waarde van de totale invoer en totale uitvoer van een
land
hoge breedte =
ligging van een plaats ver van de evenaar
halffabricaten
= producten die nog verder bewerkt moeten worden tot eindproducten(bv. staal)
Holoceen = de
geologische periode waarin we nu leven, begon 10.000 jaar geleden
hooggebergte =
land met een hoogte > 1500 meter
hooggebergtevegetatie
= plantengroei die typisch hoort bij een hooggebergte [lijkt op toendra]
hoogteligging
= de hoogte van een gebied t.o.v. zeeniveau
hoogseizoen =
de piek in het aantal toeristen
hurricane =
tropische orkaan
hydrosfeer =
al het water op aarde
hypocentrum =
plaats waar de aardbeving plaats vind (in de aardkorst)
III
immigratie =
het (permanent) vestigen in een ander land
Industriële
Revolutie = De snelle overgang van handwerk naar machinewerk
infrastructuur
= alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te
vervoeren
ingericht
landschap = een landschap waarin de mens allerlei dingen veranderd en ingericht
heeft.
inhoudsopgave
= voorin de atlas; doel: snel thematische kaarten opzoeken
inklinken =
het dalen van veen- en kleigrond door ontwatering
inrichtingselementen
= een landschapsonderdeel dat geplaatst is door de mens en een vaste plaats in
het landschap heeft.
integreren =
aanpassen aan de cultuur van het land waarin je woont
intensivering
= het verhogen van de productie per dier of per ha
inter-glaciaal
= tussenijstijd
internationale
arbeidsverdeling = verschillende onderdelen van een product worden in
verschillende landen gemaakt
invoerrechten
= belasting die geheven wordt op importproducten
inzoomen =
veranderen van grote schaal naar kleinere schaal
irrigatie =
bevloeiing van een akker
isobar =lijn
die punten verbindt met eenzelfde luchtdruk
isotherm =
lijn die punten verbindt met eenzelfde temperatuur
KKK
kaartsymbolen
= gebruikte kleuren/letters/tekens op een kaart
kapitaalintensieve
industrie = industrie die veel gebruik maakt van (hoogwaardige) machines
kapitalisme =
een economisch systeem waarbij productiemiddelen bijna allemaal privé- eigendom
zijn.
keerkringen =
parallellen van 23½° NB en ZB die de grens van de tropen vormen
keileem =
mengsel van tot leem vermalen keien vermengd met hele keien. Glaciale afzetting
kennisintensief
= productie waarbij veel kennis nodig is
kinderarbeid =
arbeid gedaan door kinderen die daardoor niet naar school gaan.
kindersterfte
= aantal kinderen per 1000 inwoners dat voor het 5e jaar sterft
klimaat = de
gemiddelde weerstoestand over 30 jaar en een groot gebied
kolonie =
overzeese gebieden die overheerst werden door Europese landen
kolonisatie =
het in bezit nemen van een gebied.
koolzuurgas =
CO2 oftewel koolstofdioxide
kringloop van
het water = het voortdurend overgaan van water in de ene toestand naar de
andere
kringloop van
het water [kort] = als de neerslag direct terug in zee valt
kringloop van
het water [lang] = als de neerslag via het land terug in zee komt
kwalitatieve
honger = honger doordat mensen te weinig eiwitten en vitamines binnenkrijgen
kwantitatieve
honger = hongersnood; honger doordat er te weinig voedsel is
kwel =
waterstroom onder een dijk door [door drukverschillen]
kwelder =
buitendijks gebied dat niet meer overstroomt bij hoog water
kunstmatige
afwatering = als water door middel van gemalen moet worden afgevoerd naar zee
of rivier
kunstmatige
grens = grens die niet gevormd zijn door een natuurlijk obstakel
LLL
laagland =
land met een hoogte tussen de 0 en 200 m
laagvlakte =
land lager dan 200m met weinig reliëf
ladang
landbouw = wijze van landbouw in de tropen waarbij een stukje bos wordt
verbrand, op het verbrande stuk wordt een akker aangelegd
landang =
brandakker
lage breedte =
ligging van een plaats vlakbij de evenaar
lagelonenlanden
= landen waar de productiefactor arbeid goedkoop is
landbouw =
verzamelnaam voor vier agrarische bestaansmiddelen
landelijk
gebied = gebied met weinig bebouwing en veel open ruimte [platteland]
landinrichting
= opnieuw inrichten van een landbouwgebied waarbij ook rekening gehouden wordt
met de natuur
landschap =
alles wat je waarneemt als je vanuit een bepaald punt een gebied overziet
[visuele benadering]
landverhuizing
= zie emigratie
latifundia =
zeer groot landbouwbedrijf /grootgrondbezit in Latijns Amerika
lava = magma
dat uit de aardkorst is gestroomd (kan vloeibaar of gestold zijn)
leeftijdsgrafiek
= staafdiagram dat de leeftijdsopbouw van de bevolking laat zien
legenda =
verklaring van de gebruikte kleuren/letters/tekens op een kaart
lichte
industrie = bedrijven die werken met halffabricaten of onderdelen en hun
producten gaan naar rechtstreeks naar de markt
lijzijde =
kant van een gebergte dat in de luwte ligt
lithosfeer =
de aardkorst [ook: steenschaal]
logistiek =
activiteiten die ervoor zorgen dat goederen in de juiste hoeveelheid en
samenstelling op de juiste plaats en tijd terecht komen
lokale schaal
= gebied op kaart/te bestuderen gebied is een plaats
loefzijde =
kant van een gebergte waar de wind op staat
loofbomengrens
= -3° isotherm van de koudste maand
löss = zeer
fijn zand
luchtvervuiling
= vervuiling van de dampkring met giftige stoffen
MMM
maaiveld = het
oppervlak van een stuk grond
maatschappelijke
segregatie = als groepen mensen weinig of geen contact hebben
magma =
vloeibaar gesteente in de aardkorst
mainport =
knooppunt in intercontinentale handelsstromen
massagoederen
= goederen die onverpakt in het ruim van een vervoermiddel vervoerd worden
massatoerisme
= als er veel toeristen op één plek
verblijven
marktgebonden
= vestigingsplaatsfactor die te maken heeft met de arbeidsmarkt of afzetmarkt
mechanisering
= invoeren van machines ipv. werken met de hand of dier
menselijke
factor = beïnvloeding door de mens
meridiaan =
lengtecirkel
migratie =
verhuizen naar een ander gebied/andere gemeente
migratiesaldo
= het verschil tussen vestiging en vertrek
milieuramp =
een door mensen veroorzaakte ramp in de natuur
minifundia =
zeer klein landbouwbedrijfje in Latijns Amerika
mobiliteit =
het gemak waarmee iets verplaats wordt
moesson =
halfjaarlijkse natte tropische wind
mondiale
schaal = gebied op kaart/te bestuderen gebied is de wereld
mondialisering
= het steeds doorgaande proces van
internationale uitwisseling van geld, goederen en ideeën
multiculturele
samenleving = samenleving waarin diverse culturen leven
multilaterale
hulp = hulp van een groep landen: meestal georganiseerd door een internationale
organisatie
Multinationale
onderneming / multinational / MNO = bedrijf dat in meerdere landen vestigingen heeft
NNN
namenregister
= achterin de atlas; doel: snel een bepaalde plaats, zee, gebergte etc.
opzoeken
nationale
schaal = gebied op kaart/te bestuderen gebied is een land
natte
rijstbouw = rijst verbouwt op sawa’s
natuurlandschap
= een landschap dat niet of nauwelijks is ingericht door de mens
natuurkundige
overzichtskaart = kaart die veel aandacht heeft voor natuurlijke elementen (zeeën, hoogte, rivieren etc.)
natuurlijke
afwatering = als water zelf door hoogteverschillen kan wegstromen naar zee of
rivier
natuurlijke
bevolkingsgroei = bevolkingsgroei door geboorte en sterfte
natuurlijke
elementen = landschapsonderdelen die gemaakt zijn door de natuur
natuurlijke
factor = beïnvloeding door de natuur
natuurlijke
grens = grens die gevormd wordt door een
natuurlijk obstakel
natuurlijke
zone = groot aaneengesloten gebied met dezelfde oorspronkelijke plantengroei
neerslag =
water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerslaat
netwerkstad =
een stedelijk gebied waarin inwoners veel gebruiken van werkgelegenheid en
voorzieningen in de verschillende plaatsen
niet-westerse
allochtoon = allochtoon die afkomstig uit een ander cultuurgebied dan de
westerse
nieuwe tijgers
= (oorspronkelijk) 4 Aziatische landen met als kenmerk een zeer snelle
economische opkomst
NIL / NIC
[=eng.] = Nieuw Industrie Land/ Newly Industrialized Country ontwikkelingsland
dat zich industrieel snel aan het ontwikkelen is.
nomaden =
mensen zonder vaste woonplaats die rondtrekken met hun vee
noodhulp =hulp
bij hongersnoden, rampen of oorlogsgeweld
noordelijk
halfrond = helft van de aarde ten noorden van de evenaar
noorderbreedte
= ligging van een plaats op het noordelijk halfrond
noordpijl =
pijl die naar het noorden wijst.
noordpool =
noordelijkste punt van de aarde [90 graden NB]
nul-meridiaan
= lengtecirkel die over Greenwich [Londen] loopt
OOO
oase =
vruchtbare plaats in de woestijn, doordat er water te vinden is
ondervoeding=
zie kwalitatieve honger
ontgroening =
vermindering van het aandeel mensen onder de 19 jaar
ontwikkelde
landen = rijke landen
ontwikkeling=
[hier] de overgang van een land waar de meeste mensen arm zijn naar een land waar de meesten rijk zijn
ontwikkelingslanden
= arme landen
ontwikkelingspeil
= de ontwikkeling van een land op een bepaald moment
ontwikkelingssamenwerking=
hulp die rijke landen geven aan arme landen
ontwikkelingskenmerk
= kenmerk van een gebied waarmee je de ontwikkeling kan bepalen
oostelijk
halfrond = helft van de aarde ten oosten van de nul- meridiaan
oude duinen =
duinen die ong. 5000 jaar geleden ontstonden
oude woonwijk
= 19-eeuwse woonwijk (gebouwd tussen ong. 1880 en 1940)
overbeweiding
= door te veel vee een aantasting van de vegetatie
PPP
palmgrens =
18° isotherm van de koudste maand
parallel =
breedtecirkel
passieve
balans = als de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten [bij handels
enbetalingsbalans]
permafrost =
altijd bevroren grond in de polaire zone
planeconomie =
een economisch systeem waarbij de regering d.m.v. plannen bepaalt wat er
geproduceerd moet worden
platen/
schollen = grote stukken aardkorst
plantage =
groot landbouwbedrijf waar één product wordt verbouwd bestemd voor de export
plattegrond =
kaart van een stad of dorp waarop de straten etc. staan
primacy = het
verschil tussen de primate city en de tweede stad qua inwoneraantal
Pleistoceen =
geologische periode van de ijstijden, 2,5 miljoen -10.000 jaar geleden
preglaciaal =
de verzamelnaam van de ijstijden in het Pleistoceen voor de Saaleijstijd
primate city =
megastad die veel groter is dan de tweede stad van dat land
primaire
sector = sector die de producten rechtstreeks uit de natuur haalt
productiemiddelen
= middelen waarmee iets geproduceerd kan worden: arbeid, kapitaal en natuur
polder =
gebied dat lager ligt dan het omringende water en waar de mens de waterstand
regelt
politieke
factor = beïnvloeding door de regering of politiek systeem
poolcirkels =
parallellen van 66½° NB en ZB die grens van de poolstreken vormen
poolklimaat =
klimaat dat het hele jaar een temperatuur heeft van < 10° C en de neerslag
is meestal sneeuw
poolstreken =
gebieden op hogere breedte dan 66½° NB en ZB
poriën =
[hier] ruimte tussen de korrels in een grondsoort
postglaciaal =
de laatste ijstijd van het Pleistoceen
postvulkanische
verschijnselen = vulkanische verschijnselen die voorkomen bij een dode vulkaan
puinwaaier =
[hier] de zandige en kleiige afzettingen van de oerrivieren die het voetstuk
van Nederland vormen
Abonneren op:
Posts (Atom)